Bedrijfsleven heeft te veel invloed op arts
27-01-2009 om 23:27 uurDe farmaceutische industrie moet zich onthouden van beïnvloeding van artsen, patiënten, onderzoekers en het algemene publiek. Dit adviseert de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ).
De raad, voorstander van meer duidelijkheid over de belangen in de zorg, heeft zijn advies vanmiddag aangeboden aan minister Klink (Volksgezondheid, CDA). Het adviesorgaan van de regering vindt meer transparantie noodzakelijk om ‘schimmigheid’ over belangenverstrengeling te vermijden. Als meer transparantie niet lukt via zelfregulering, moeten er wettelijke regels komen. Huisartsen en specialisten moeten ook onafhankelijke bij- en nascholing krijgen, vindt de RVZ.
De farmaceutische industrie heeft invloed op onderzoeksresultaten van artsen en wetenschappers en overschrijdt daar soms grenzen, aldus de raad. Daarom zouden auteurs betalingen door farmaceutische bedrijven altijd bij de publicatie moeten vermelden.
Geneesmiddelenfabrikanten hebben invloed op patiëntenverenigingen door ze te sponsoren. Ze hebben ook invloed op de ontwikkeling van behandelrichtlijnen. Zij willen immers ‘hun middelen’ als eerste keus in een richtlijn hebben. Daarom zouden alle stappen van het tot stand komen van zo’n richtlijn openbaar moeten zijn en door een onafhankelijke commissie moeten worden gecontroleerd.
De raad vindt dat in beginsel alle informatie over een op de markt geplaatst geneesmiddel openbaar is. Uitzondering vormen naar de persoon herleidbare gegevens, en bedrijfsgeheimen.
Volgens de RVZ hebben fabrikanten te veel oog voor het eigen bedrijfsbelang en te weinig voor de volksgezondheidsbelangen. Farmaceutische bedrijven zijn onvoldoende gericht op de maatschappelijke behoeften. Met een ongewenste agressieve marketing van middelen die weinig meerwaarde hebben, jagen zij de samenleving op hoge kosten. „Het doet het imago van de farmaceutische industrie geen goed dat meer aan marketing wordt uitgegeven dan aan research & development”, aldus het rapport. Fabrikanten zouden vooral gericht moeten zijn op kosteneffectieve geneesmiddelen die een duidelijke meerwaarde hebben.
Omdat er weinig bekend is over de kosteneffectiviteit van nieuwe medicijnen, wil de raad een tijdelijke vergoeding van nieuwe geneesmiddelen. Heeft een medicijn geen effect, dan wordt het ook niet vergoed. Bij een tijdelijke vergoeding van bijvoorbeeld drie jaar, zou de producent zelf moeten onderzoeken wat de effecten van zijn middel zijn. Pas daarna zou het opgenomen kunnen worden in het vergoedingssysteem.