Zorg bij astma/COPD is aan te tonen
29-03-2010 om 23:29 uurHet plan om de integrale bekostiging per 1 juli uit te breiden met COPD is na de val van het kabinet door de Tweede Kamer controversieel verklaard.
Het onderwerp blijft echter wel op de politieke agenda staan.
Op de vraag ‘Hoe moet een apotheker zich voorbereiden op integrale bekostiging?’ antwoordde VWSminister Klink in nummer 8 van het Pharmaceutisch Weekblad van 2010 dat apothekers er goed aan doen helder te maken wat hun toegevoegde waarde is in het integrale zorgproces.
Die toegevoegde waarde zal leiden tot betere therapietrouw en minder medicatiefouten en dus betere zorg. Hiervoor moet de apotheek (gaan) samenwerken met de huisarts, waarbij zorgstandaarden handvatten bieden. Met de KNMP Zorgondersteuning kan de apotheker inzichtelijk maken welke extra zorg geleverd wordt en wat daarvan de resultaten zijn.
Kwalitatief goede zorg voor astma/ COPD–patiënten staat voorop, maar ook de samenwerking met de huisarts krijgt voldoende aandacht. Aanleiding voor zorgondersteuning
Het Praktijkondersteunend Programma Astma/ COPD dat de SFK voor apothekers beschikbaar stelt, biedt de apotheker inzicht in zijn farmaceutische patiëntenzorg ten aanzien van relevante aandachtspunten bij astma/COPD. Per aandachtspunt kan hij hierbij de ontwikkeling volgen en vergelijken met landelijke cijfers.
Tevens biedt het programma de mogelijkheid patiënten op te sporen die voor een aandachtpunt in aanmerking komen. In het programma wordt het aantal gebruikers van astma/COPD–middelen gepresenteerd. (In 2009 gemiddeld: 650 per apotheek met gemiddeld bijna zes verstrekkingen met deze medicatie per patiënt.)
Uit cijfers van de SFK blijkt bij het aandachtpunt ’overgebruik van kortwerkende luchtwegverwijders’ dat bij 10% van de best scorende apotheken, bij minimaal 72% van de gebruikers geen sprake is van overgebruik.
Bij het aandachtspunt ‘therapietrouw van gebruikers van ontstekingsremmers’ is bij de 10% best scorende apotheken de therapietrouw van deze gebruikers 65% of hoger.
Bij de 10% best scorende apotheken gebruikt minimaal 56% van de gebruikers van inhalatiemedicatie boven de 75 jaar een aerosol in plaats van een poederinhalator, die bij deze leeftijdsgroep niet wenselijk is.
De scores van de eigen apotheek ten opzichte van deze landelijke referentiecijfers kunnen aanleiding zijn om met Zorgondersteuning Astma/COPD aan de slag te gaan.
Hiermee kan de apotheek voor de geselecteerde patiënten aantonen welke inspanningen hebben geleid tot welke resultaten.
Kwaliteitsindicatoren als aanleiding
Ook kan de score van apotheken op de Kwaliteitsindicatoren van de Basisset 2009 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de KNMP aanleiding zijn om de kwaliteit van de farmaceutische zorg aan astma/COPD–patiënten te verbeteren.
Dit geldt voor de uitkomst van de kwaliteitsindicator 18a, die inzicht geeft in welke mate aan patiënten die voor de eerste keer inhalatiemedicatie gebruiken ook een inhalatie–instructie is gegeven, en ook voor indicator 18b, die laat zien bij welk deel van de gebruikers van inhalatiecorticosteroïden zich door onjuist gebruik schimmelinfecties in de keel ontwikkelen.
Kwaliteitsindicator 39 uit de basisset 2009 maakt duidelijk aan welk percentage van de patiënten met overmatig gebruik van luchtwegverwijders inhalatiecorticosteroïden zijn verstrekt. Met adequaat gebruikt van deze laatste middelen kan overmatig gebruik van de luchtwegverwijders worden teruggebracht.
Met de SFK–webrapportage KISS krijgen deelnemers met één muisklik de score van de genoemde indicatoren.
Webrapportage Astma/COPD
De SFK stelt de webrapportage Zorgondersteuning Astma/COPD in de loop van april 2010 beschikbaar.
Apotheken die hiermee hun toegevoegde waarde op het gebied van astma/ COPD binnen de zorgketen of zorggroep willen aantonen, kunnen vanaf dan aan de slag.
Bron