Vertrouwen ouders bepaalt succes medicijn

07-04-2012 om 11:08 uur

Als ouders vertrouwen hebben in een medicijn, is de kans groter dat kinderen met astma die medicijnen ook regelmatig krijgen. Dat concludeert de Zwolse arts Ted Klok na het volgen van 93 kinderen met astma.

http://www.astmafonds.nl/sites/default/files/styles/newsdetailpage/public/nieuws/kind-300x200_1.jpg

‘Vaak wordt gedacht dat opleiding en sociaal economische omstandigheden invloed hebben op de therapietrouw van ouders en kinderen. Aan die zaken kun je als arts niets veranderen. Maar als je weet dat ook het vertrouwen van de ouders in een therapie belangrijk is, heb je een middel in handen om de therapietrouw te verbeteren’, aldus Klok. De resultaten van zijn onderzoek werden onlangs gepubliceerd in het European Respiratory Journal.

Vertrouwen in medicijn

Kinderen met astma kunnen ontstekingsremmers voorgeschreven krijgen die ze iedere dag moeten gebruiken. Regelmatig gebruik van die ontstekingsremmers is bepalend voor het beloop van de ziekte. ‘Omdat niet alle patiëntjes hun medicijnen consequent gebruiken, lopen er onnodig veel kinderen rond met symptomen van astma’, stelt de onderzoeker. Om te kijken waarom dit zo is, onderzochten Klok en collega’s 93 kinderen met astma. Uit dat onderzoek kwam een duidelijk verband tussen het vertrouwen van de ouders in het medicijn en de het regelmatig gebruik: hoe meer de ouders overtuigd waren van de noodzaak van de medicijn, hoe beter deze werd ingenomen. ‘Dat klinkt misschien als een open deur, maar de realiteit is dat zulke overtuigingen van ouders vaak niet aan bod komen in de spreekkamer. Daarmee wordt een belangrijke kans gemist om therapietrouw positief te beïnvloeden, want ik vermoed dat het vertrouwen van ouders in een medicijn of hun geloof in de noodzaak van een therapie wel degelijk beïnvloed kan worden door de arts’, aldus Klok.

Huisarts of kinderlongarts

Aanwijzingen daarvoor vond Klok in een eerder onderzoek. Daarin werd ouders door middel van groepsinterviews gevraagd naar hun opvattingen over de ziekte van hun kind en hoe nuttig zij de medicatie vonden. Er bleken opmerkelijke verschillen tussen ouders waarvan het kind bij de huisarts onder behandeling was en ouders waarbij het kind onder behandeling was bij een kinderlongarts. De laatste groep ouders was veel vaker overtuigd van de noodzaak van de medicijnen. Volgens Klok hangt dat samen met het intensievere contact dat longartsen en –verpleegkundigen met hun patiënten kunnen hebben. Klok wil dan ook graag onderzoeken of het via intensiever contact mogelijk is om opvattingen van ouders over ziekte en medicatie te beïnvloeden.

Grote winst

Dat dit mogelijk zou moeten zijn, wordt ook gesuggereerd door onderzoek uit de Verenigde Staten. Longartsen toonden daar aan dat het echt mogelijk is om het succes van een therapie positief te beïnvloeden door intensievere astmazorg. Bij een onderzoek onder astmapatiënten in grote steden met slechte sociaal economische omstandigheden bleek het mogelijk om binnen een jaar grote winst te boeken in de ernst van astmasymptomen. Klok: ‘Dat was dus ondanks de slechte prognose die je normaal gesproken op basis van de omstandigheden zou uitspreken. Intensieve controle en adviezen waren hier bepalend.’

Betere begeleiding

Betere begeleiding zou ook in Nederland een verschil kunnen maken, denkt Klok. ‘Uit ons onderzoek bleek dat huisartsen kinderen met astma en hun ouders maar af en toe en kortdurend zien. De arts stelt een diagnose, bepaalt een therapie en legt uit hoe de kinderen een inhalator moeten gebruiken. Als je er ook achter wilt komen hoe de ouders denken over de ziekte en de voorgeschreven therapie, dan heb je echt meer tijd nodig.’ In steeds meer huisartsenpraktijken komen kinderen met astma en hun ouders ook bij een longverpleegkundige, die vaak meer tijd heeft. In een komend onderzoek willen Klok en collega’s onderzoeken of ze een eventueel matig vertrouwen van de ouders via betere coaching ook daadwerkelijk kunnen ombuigen in een succesvolle therapie.

Bron

Login of registreer om te reageren