Veel kinderen met astma krijgen te lage startdosis medicijnen
26-11-2008 om 21:51 uurKinderarts Tjalling de Vries onderzocht een aantal aspecten van de behandeling van astma bij kinderen.
Hij concludeert onder andere dat ruim 40% van de kinderen met astma, eczeem of allergische rhinitis een te lage startdosering inhalatiecorticosteroïden (ICS) krijgt en dat veel kinderen niet behandeld worden volgens de beschikbare richtlijnen.
Deze laatste conclusie volgt op zijn bevinding dat respectievelijk 2%, 3% en 0.7% van deze kinderen chronisch behandeld worden met corticosteroïden en dat deze getallen lager liggen dan verwacht op grond van eerder epidemiologisch onderzoek.
Interventie via apotheken leidt tot een belangrijke verbetering van het voorschrijfgedrag.
Aan de hand van gegevens van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb ontdekte De Vries dat ICS abnormale haargroei kan veroorzaken.
Nadere analyse met
WHO-gegevens bevestigt dit.
Omdat bij Lareb gedragsveranderingen relatief vaak waren gemeld, onderzocht De Vries of deze vaker voorkomen bij kinderen met ICS, in vergelijking met kinderen met KNO-problemen en gezonde kinderen.
Dit blijkt niet zo te zijn.
Ook bepaalde De Vries de opbrengst van inhaleerbare ICS-deeltjes uit dosisaerosolen.
Hij constateert dat tijdens het gebruik van de dosisaërosol met fluticasone
125 µg deze opbrengst duidelijk afnam.
De gemiddelde deeltjesgrootte bleef echter gelijk en werd niet beïnvloed door gebruiksduur of vochtigheidsgraad.
De dosisaerosolen van hydrofluoroalkaan beclomethasone en ciclesonide gaven de hoogste opbrengst aan inhaleerbare deeltjes.
Bovendien toont de kinderarts aan dat sommige ziekmakende bacteriën overleven in zogenaamde voorzetkamers, maar niet als deze van metaal waren gemaakt.
Onderzoek van voorzetkamers van een groep poliklinisch behandelde kinderen laat zien dat in de praktijk weinig voorzetkamer besmet zijn met ziekmakende bacteriën.
De Vries (Oldebroek, 1959) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Zijn promotieonderzoek verrichtte hij in het Medisch Centrum Leeuwarden, waar hij werkzaam is als kinderarts en bij de afdeling Farmacie van de RUG, het landelijk bureau registratie bijwerkingen van geneesmiddelen (Lareb), en het laboratorium voor Volksgezondheid van Friesland.
Een deel van het onderzoek is gefinancierd door de Wetenschapscommissie van de Medische Staf van het MCL.
Bron