Huisartsen moeten rokers met longklachten opsporen
10-05-2006 om 13:53 uurDrie op de tien gezonde rokers van middelbare leeftijd hebben zonder dat ze het weten een lichte vorm van COPD, longemfyseem of chronische bronchitis. Van deze rokers ontwikkelt 1 op de 12 in vijf jaar matig ernstig COPD. Toch heeft een preventief bevolkingsonderzoek bij rokers van 45 tot 64 jaar geen zin, concludeert huisarts Roeland Geijer in een onderzoek dat hij aan het UMC Utrecht verrichtte.
Via een bevolkingsonderzoek zouden in een jaar 195.000 nieuwe gevallen met overwegend licht COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease) gevonden worden. Actieve opsporing bij rokers die de huisarts bezoeken met luchtwegklachten levert maar 78.000 nieuwe personen met COPD op. Maar omdat een bevolkingsonderzoek duurder is, is het economisch gunstiger COPD op te sporen via huisartsen. Zo’n preventieve screening vindt wel plaats voor borstkanker. “Ik had verwacht dat de berekening gunstiger uit zou pakken voor het bevolkingsonderzoek”, licht Geijer toe. “Maar met actieve opsporing via huisartsen is toch een stuk minder geld gemoeid. Bovendien is het rendement bij de huisarts hoger, omdat bij rokers die met klachten bij de huisarts komen, de kans op COPD groter is .”
Geijer beschrijft in zijn proefschrift ook andere factoren die bij rokers de kans op COPD verhogen. Dat zijn een hoge leeftijd, roken voor je zestiende en luchtwegklachten zoals hoesten. Rokers die aan een van deze criteria voldoen moeten zo snel mogelijk stoppen met roken, want zij lopen grote kans op ernstige longklachten. Roeland Geijer promoveert 11 mei aan de Universiteit Utrecht.
[sup]Bron: ZorgPortaal[/sup]